'Sund'
Ik ontmoette Frans bij de uitvaart van zijn broer Bert. Frans hield daar een toespraak. Hij deed dat met zoveel verve dat ik niet anders kon concluderen dan dat hij wel vaker voor een publiek had gestaan. Dat was ook zo, bleek later. Op zijn 69ste nog had hij zijn debuut gemaakt als tonproater. Het was te zien én te horen.
Frans vertelde over het warme gezin waarin hij en Bert waren opgegroeid. Ze waren met z’n negenen thuis en ze kwamen nog steeds met grote regelmaat bij elkaar over de vloer. Maar met Bert had Frans toch wel een speciale band. Ze waren behalve broers ook elkaars beste vriend. Misschien wel omdat ze samen een grote passie deelden: de wielersport.
Tijdens de grote rondes zaten ze vaak met z'n tweeën voor de buis. Ze bewonderden de fraaie landschappen in Frankrijk, Spanje en Italië, maar het ging toch vooral om de coureurs. Het ploegenspel, de gedurfde demarrages, de lange solo’s, het afzien, het beulswerk. Ze vonden het prachtig. Ze gingen ook samen naar criteriums in de regio. Daar werden ze na verloop van tijd herkend. Door renners, door andere supporters, maar ook door parcoursbewoners, die hen uitnodigden voor een kop koffie of om aan te schuiven bij een barbecue.
Maar toen was Bert ziek geworden. Notabene kort voor de gouden bruiloft van Frans, waar Bert zich zo op had verheugd. Hij was de weken al aan het aftellen. Toen hij bij twee was aangekomen, maakte een bacterie wel heel snel een einde aan zijn leven. Hij stierf een dag na de gouden bruiloft. De dag ervoor hadden de broers afscheid van elkaar genomen. ’t Is nog sund’, had Bert gezegd. ‘Sund’ dat hij niet bij het feest kon zijn, ‘sund’ dat ze nooit meer samen naar de koers konden.
Na de uitvaart raakten Frans en ik aan de praat. Want ja, ook ik deel zijn passie: de koers. Het zou heel goed kunnen dat ik de broers weleens ben tegengekomen. ‘Zou je het leuk vinden om eens een klassieker in de gastenwagen te volgen?’ vroeg ik Frans. Een vraag die ik kon stellen, omdat mijn man de Acht van Bladel voor junioren mee organiseert en ik via hem wel iets kon regelen.
Een klassieker volgen blijft voor iedere wielerliefhebber iets bijzonders, omdat je de wedstrijd dan meer beleeft dan aan de kant. Je zit er met een beetje geluk met je neus bovenop. De spanning en de sensatie voeden al je zintuigen.
Afgelopen vrijdag was Frans in Bladel te gast. Met zijn kleinzoon Rens. Hij mocht niet alleen de eerste etappe van de driedaagse in de gastenwagen volgen, hij mocht ook het startschot lossen. Hij genoot er zichtbaar van. Van de hectiek rondom een start. Van het meerijden in een lange karavaan van auto’s. Van het ‘afsteken’ – op diverse plekken de renners zien passeren - dat dankzij de ervaren chauffeur heel goed lukte. We mochten zelfs even achter de kopgroep plaatsnemen, toen de voorsprong meer dan anderhalve minuut was.
Na de rit én de huldiging dronken we samen nog een glaasje op een terras aan de markt. En daar haalde Frans het herinneringskaartje (bidprentje) van Bert uit zijn tas. ‘Hij is vandaag ook een beetje mee geweest’, zei hij toen, kijkend naar de foto aan de binnenkant. ‘Wat zou hij dít schitterend hebben gevonden….’ Om vervolgens vast te stellen dat het toch maar mooi dankzij Bert was dat hij en zijn kleinzoon hier nu zaten.
En dat was reden om de ober nog eens te roepen en samen te proosten op een mooie dag én de bijzondere vriendschap tussen twee broers, die allebei hielden van de wielersport.