top of page

Blog

Voorlezen

Het was een bijzonder moment, vorige week zaterdag.

De lente buitelde over ons land. Mensen liepen in korte broeken en in rokjes door de straten. Overal vrolijke gezichten. Blaadjes spatten uit de bomen, vogels waren druk in de weer om voor hun eitjes een zacht en comfortabel wiegje te bouwen. Alles ademde nieuw leven.

En ik zat binnen, naast het bed waarin mijn vader al vijf maanden ziek lag te zijn. Hij had niet veel meer te missen. Een dag eerder was er een morfinepompje geïnstalleerd. Dat verzachtte de pijn, dat haalde ook zijn angst een beetje weg.

Hij wilde dat ik dicht bij hem ging zitten. Niet aan de tafel, niet op de bank, maar op een stoel bij zijn bed. Op dat bed zat ik De Schakel liggen, het blad van de seniorenvereniging. In De Schakel stond een verhaaltje over mijn pa. Hij was 25 (!) jaar lid en dan krijg je een redacteur op bezoek, die jouw levensverhaal optekent. ‘Heb je het al gezien pa?’, vroeg ik hem. Hij knikte. ‘Ook gelezen?’ Zijn hoofd schudde zachtjes op en neer. ‘Zal ik het voorlezen?’

Het verhaal ging over het verlies van zijn moeder, toen hij nog maar zes was. Over zijn vader die in de oorlog vier jaar in Engeland verbleef, de gedwongen evacuatie van het gezin naar een dorp naar het onze, waar hij verder opgroeide en waar hij in 1946 de voetbalclub mee oprichtte.

Die voetbalclub was hij zijn hele leven trouw gebleven. Tot hij écht niet meer kon, was hij een vaste bezoeker van de thuiswedstrijden. En riep hij om het hardst als de spelers niet deden wat in zijn visie slimmer was geweest.

Ik vroeg hem of mijn stem hem niet irriteerde. De dagen ervoor was hij steeds boos geworden als de geluiden iets te hard waren. ‘Nee, nee, nee goa dur’, gebood hij mij.

Ik las verder, over zijn werk. Eerst huisschilder, later gemeentebode én marktmeester. Elke woensdag ging hij in zijn bodepak – met pet – langs de kramen om het staangeld te innen. Een paar guldens per kraam. Het was daardoor dat veel mensen in ons dorp hem kenden. Maar ook omdat hij bij alle huwelijken aanwezig was en bij alle raadsvergaderingen.

Mijn gedachten gingen terug naar de tijd dat ik klein was en hij mij en mijn broer voorlas. Of nee, voorlezen deed hij eigenlijk nooit. Hij bedacht de verhaaltjes zelf. Ging tussen ons in liggen en viel dan vaak in slaap. Dan moesten wij hem wakker schudden. ‘En toen….?

En toen zat ik aan zijn sterfbed en las hém voor, omdat hij dat zelf niet meer kon. Onder aan het verhaal stond een foto van het eerste voetbalteam van zijn clubke. Met hem als doelman. Eerder hadden we samen de namen eronder geschreven en bij elke naam was zijn reactie hetzelfde geweest: ‘Dood, ook al dood, al láng dood….’ Hij was de enige die nog leefde.

Hij knikte tevreden toen ik de laatste zin had uitgesproken, wilde nog een beetje drinken en sloot toen weer zijn ogen. Heel gauw zou ook de doelman dood zijn en het hele elftal verleden tijd. Wist ik, hoopte ik ook, omdat het leven lijden was geworden. Ik keek naar buiten, waar de zon scheen, de blaadjes uit de bomen spatten en de vogels kwinkeleerden. De lente buitelde over ons land.

Eerdere blogs
Archief
Volg mij
  • Grey Facebook Icon
  • Grey Twitter Icon
bottom of page